Lokale heffingen

In deze paragraaf gaan wij in op de heffingen van de provincie Drenthe. Wij geven per heffing weer wat de gerealiseerde opbrengsten zijn in relatie tot het geformuleerde beleid.

1. Grondwaterheffing
Voor de aan grondwaterbeheer verbonden kosten is een grondwaterheffing ingesteld. De heffing wordt opgebracht door de houders van vergunningplichtige pompinrichtingen, zoals waterbedrijven, zuivelbedrijven, zwembaden en dergelijke. De heffing mag alleen worden ingezet voor in de Waterwet nader omschreven werkzaamheden, gericht op het beheer van het grondwater.

Vanaf 2009 is de registratie van meldingen van grondwateronttrekkingen en de behandeling van vergunningaanvragen voor industriële onttrekkingen tot 150.000 m3 de taak van de waterschappen.

Elk kwartaal worden aan vergunningplichtige pomphouders aangiftebiljetten grondwaterbelasting uitgereikt. In 2014 waren 23 houders van pompinrichtingen vergunningplichtig. Een voorlopige schatting is dat er, net als in 2013, rond de 70 miljoen m3 grondwater is onttrokken en circa 1 miljoen m3 grondwater werd geïnfiltreerd.

Geraamde en gerealiseerde inkomsten
Het tarief per 100 m3 onttrokken grondwater bedroeg in 2014 € 1,109 (2013: € 1,100). Begroot was een bedrag van € 700.000,--. De opbrengst van de aangifte grondwaterheffing is € 758.028,--.

2. Heffing ontgronding
Op grond van artikel 21f van de Ontgrondingenwet hebben Provinciale Staten een provinciale belasting ingesteld ter bestrijding van kosten met betrekking tot schadevergoedingen ingevolge artikel 26 van de Ontgrondingenwet. Deze belasting is opgenomen in de Heffingenverordening ontgrondingen 2000. De heffing is verschuldigd vanaf een totale - in de vergunning opgenomen - te winnen hoeveelheid bodemmateriaal vanaf 10.000m3. De hoogte van de heffing bedraagt € 0,45 per 100 m3 bodemmateriaal.

Het ontgrondingenbeleid is vastgelegd in Omgevingsvisie Drenthe. De heffing is gekoppeld aan het tijdstip waarop de vergunning of machtiging is verleend. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag zijn ook leges verschuldigd. Deze worden geheven bij het in behandeling nemen van de aanvraag.

In 2014 is via de ontgrondingsheffing in totaal € 287,42 aan inkomsten gerealiseerd. Het betrof hier twee ontgrondingsvergunningen.

3. Leges
Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het genot van de door of vanwege het provinciaal bestuur verstrekte diensten. De aanvrager van de dienst, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend, is het legestarief verschuldigd.

In de provinciale Legesverordening zijn de tarieven opgenomen die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van een te verstrekken dienst.

Geraamde en gerealiseerde inkomsten
Voor 2014 waren de leges begroot op € 245.500,-- en is € 119.196,-- gerealiseerd. De gemiddelde legesopbrengsten over de laatste 4 jaar waren € 313.219,--.

De begrote leges vormen slechts een indicatie. De realisatie is afhankelijk van de werkelijke aanvragen. Er is sprake van lagere legesinkomsten WABO met ingang van 2014 door verrekening met de RUD. De lagere inkomsten corresponderen met lagere uitgaven van doorbetaling van leges aan gemeenten en bijbehorende coördinatiekosten WABO.

Product

Hoofdfunctie/doelstelling

Begroot

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Gemiddelde

2014

2014

2013

2012

2011

laatste

4 jaar

2.2

Verkeersveiligheid

€ 17.500

€ 11.318

€ 24.238

€ 25.349

€ 25.171

€ 21.519

2.3

Wegen

€ 5.000

€ 7.004

€ 7.944

€ 4.612

€ 6.253

€ 6.453

2.4

Vaarwegen (Meppel-De Punt)

€ 500

€ 1.065

€ 0

€ 100

€ 400

€ 391

2.4

Vaarwegen (Zuidoost-Drentse vaarwegen)

€ 500

€ 318

€ 420

€ 228

€ 775

€ 435

6.1

Grondwater en waterhuishouding

€ 10.000

€ 899

€ 8.820

€ 0

€ 0

€ 2.430

6.2

Ontgrondingen

€ 7.000

-€ 998

€ 31.406

€ 135.671

€ 107.825

€ 68.476

6.5

Vergunningverlening en handhaving/RUD

€ 175.000

€ 4.643

€ 86.510

€ 114.742

€ 371.715

€ 144.403

7.1

Natuur en landschap

€ 30.000

€ 94.947

€ 145.000

€ 36.500

€ 0

€ 69.112

€ 245.500

€ 119.196

€ 304.338

€ 317.202

€ 512.139

€ 313.219


4. Nazorgheffing stortplaatsen

Wettelijk is de provincie verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen. De provincie Drenthe draagt deze verantwoordelijkheid voor twee stortplaatsen. Dit zijn de Stortplaats Meisner te Ubbena en Attero te Wijster. De nazorgheffing, die de provincie op grond van artikel 15.44 van de Wet milieubeheer heeft ingesteld, is ter bestrijding van de in de wet opgenomen kosten om deze taak uit te voeren. In het jaarverslag wordt onder meer verantwoording afgelegd over het gerealiseerde rendement op het belegde vermogen en over de gemaakte kosten. De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats. De hoogte van de jaarlijkse heffing is afgeleid van het doelvermogen per stortplaats.

Geraamde en gerealiseerde inkomsten
In 2011 heeft Meisner een nieuw nazorgplan bij de Provincie Drenthe ingediend vanwege de sluiting. GS hebben eind 2011 ingestemd met het nazorgplan. Het doelvermogen van Meisner bedraagt € 1.855.710,--. Dit vermogen was op moment van sluiting van de stortplaats bereikt. Stortplaats Meisner is formeel in 2013 gesloten. Door de sluiting van Meisner is de eeuwigdurende verantwoordelijkheid van de nazorg aan de provincie Drenthe overgedragen.

Attero te Wijster heeft in de tweede helft van 2012 een nieuw nazorgplan ingediend. GS hebben begin 2013 ingestemd met het nazorgplan. Volgens de meest recente inzichten is het noodzakelijke doelvermogen in 2075 € 110.052.800,--. Eind 2013 is het doelvermogen contant gemaakt, dit was onvoldoende (tekort € 217.382,--) om met het geprognosticeerde rendement (IPO rekenrente) van 5% op jaarbasis in 2075 het benodigde doelvermogen van € 110.052.800,-- te bereiken. In 2014 is een heffing opgelegd van € 217.382,--.

5. Opcenten motorrijtuigenbelasting  

Op grond van artikel 222 van de Provinciewet worden provinciale opcenten geheven. De opcenten zijn een opslag op een andere belasting, namelijk de motorrijtuigenbelasting (mrb). Deze belasting wordt geïnd door de Belastingdienst.

Geraamde en gerealiseerde inkomsten
De opbrengst opcenten motorrijtuigenbelasting is qua opbrengst de belangrijkste provinciale heffing. Deze belasting is voor de provincies een algemeen dekkingsmiddel. Het tarief wordt gebaseerd op het vierjarig gemiddelde van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. PS stellen het opcententarief jaarlijks vast en hebben het per 1 januari 2014 vastgesteld op 88,3.

In 2014 is er ten opzichte van de raming € 293.415,-- meer aan opbrengst van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting gerealiseerd dan geraamd. In het navolgende zijn raming en realisatie tegenover elkaar gezet.

Raming 2014

€ 51.848.323,--

Realisatie 2014

- 52.141.738,--

Verschil

€ 293.415,--

Het totaal van het wagenpark dat deel uitmaakt van de grondslag voor de berekening van de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting (mrb) bedroeg op 31 december 2013 231.127. Voor de berekening van de opbrengst voor 2014 is uitgegaan van een groei van 0%. De hogere opbrengst komt door een lichte stijging van de omvang van het wagenpark.